De Toekomst van Europese Veiligheid: Harmonisatie van Wapenexportbeleid

In het verleden was Europa sterk verdeeld, er waren onderling gruwelijke oorlogen. Er wordt weleens gedacht dat de Europese Unie niet of nauwelijks een defensie beleid heeft. Maar niets is minder waar: de Europese Unie heeft de Common Position on Arms Export, een verdrag dat de nationale- en internationale veiligheid bevordert.

In een wereld waarin geopolitieke spanningen blijven groeien, is de export van wapens een onderwerp dat zowel economische als ethische vragen oproept. Voor de Europese Unie is het reguleren van wapenexport een essentieel instrument van buitenlands beleid. Centraal daarin staat de EU Common Position on Arms Export — een bindend beleidskader dat bepaalt onder welke voorwaarden EU-lidstaten wapens mogen exporteren.

De Common Position (voluit: Council Common Position 2008/944/CFSP) werd in december 2008 aangenomen door de Raad van de Europese Unie. Het bouwde voort op een eerdere gedragscode uit 1998, maar kreeg in 2008 een juridisch bindend karakter. Het document stelt acht criteria vast die lidstaten moeten hanteren bij het goedkeuren of weigeren van wapenexportvergunningen.

Deze criteria omvatten onder meer:

  • Respect voor mensenrechten en internationaal humanitair recht in het ontvangende land
  • De interne situatie van het bestemmingsland (bijvoorbeeld gewapend conflict)
  • De regionale vrede, veiligheid en stabiliteit
  • De nationale veiligheid van de EU en haar lidstaten

Hoewel lidstaten formeel de vrijheid behouden om hun eigen beslissingen te nemen over export, moeten ze hun keuzes motiveren in het licht van deze criteria. Zo ontstaat een vorm van “gezamenlijk toezicht” waarbij ook andere lidstaten bezwaar kunnen maken tegen een geplande export.

De Common Position werd aangenomen onder het Franse voorzitterschap van de EU in 2008. Prominente Europese politici die destijds betrokken waren bij het bevorderen van een gemeenschappelijk wapenexportbeleid waren onder andere Javier Solana, destijds de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GVBVB), en Carl Bildt, toenmalig Zweeds minister van Buitenlandse Zaken en een uitgesproken voorstander van transparante Europese defensiecoördinatie.

In recentere jaren hebben politici als Federica Mogherini (voormalig Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid) en Josep Borrell (haar opvolger sinds 2019) zich uitgesproken voor een consistent en geloofwaardig Europees wapenexportbeleid — met name in het licht van exporten naar conflictgebieden zoals Jemen of landen met mensenrechtenschendingen zoals Saoedi-Arabië.

De Common Position is geen verdrag in de klassieke zin van het woord, maar een bindende juridische maatregel binnen het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB). Lidstaten zijn verplicht deze om te zetten in hun nationale wetgeving, maar er is ruimte voor interpretatie. Dit leidt in de praktijk nog steeds tot uiteenlopende nationale praktijken.

Wel wordt de implementatie jaarlijks geëvalueerd via het EU Annual Report on Arms Export, waarin lidstaten rapporteren over hun exportvergunningen. Dit rapport wordt openbaar gemaakt, wat een zekere mate van transparantie en publieke controle mogelijk maakt.

Hoewel de Common Position primair gericht is op EU-lidstaten, zijn er pogingen geweest om de principes ervan internationaal te laten resoneren, met name richting NAVO-partners zoals Canada, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk (post-Brexit). Deze inspanningen zijn deels succesvol geweest: de Common Position heeft bijvoorbeeld bijgedragen aan de totstandkoming van het internationale Arms Trade Treaty (ATT) van de Verenigde Naties, dat in 2014 in werking trad.

EU-lidstaten hebben hierin een leidende rol gespeeld en gepoogd om ook NAVO-bondgenoten aan te moedigen tot vergelijkbare exportnormen.

De Common Position is een belangrijk instrument voor de EU om haar waarden — mensenrechten, stabiliteit en vreedzaam conflictbeheer — in de praktijk te brengen. Toch staat het systeem onder druk. Soms staan lidstaten op gespannen voet met elkaar over gevoelige exporten. Ook zijn verschillen met landen als de VS, waar strategische en economische belangen vaak zwaarder wegen dan mensenrechtencriteria.

Willen we echt naar een Europese “geopolitieke unie”, zoals Commissievoorzitter Ursula von der Leyen het stelde, dan is verdere harmonisatie van het wapenexportbeleid onvermijdelijk. En die harmonisatie moet gepaard gaan met strengere handhaving, meer transparantie en nauwere samenwerking met gelijkgezinde landen buiten de Unie.

Het komende NAVO-congres in Den Haag, onder voorzitterschap van de Nederlandse NAVO-secretaris-generaal Mark Rutte, biedt een unieke gelegenheid om stil te staan bij de morele fundamenten onder trans-Atlantische samenwerking. Terwijl de NAVO steeds vaker als militaire ruggengraat van het Westen wordt gezien, groeit in Europa tegelijkertijd het besef dat veiligheid niet alleen draait om tanks en technologie, maar ook om vertrouwen, rechtvaardigheid en economisch evenwicht.

Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp en Navo secretaris-generaal Mark Rutte

Voor Europa is dat geen theoretische kwestie. Het continent balanceert tussen zijn strategische afhankelijkheid van NAVO-bondgenoten en zijn eigen geopolitieke koers, die gericht is op vrede en duurzame samenwerking met Euraziatische handelspartners zoals China. De wens om deze wederzijds voordelige handelsrelaties te behouden, botst soms met een assertieve geopolitieke lijn — en met wapenexporten die spanningen kunnen aanwakkeren.

Daarnaast kijkt Europa met zorg naar het Midden-Oosten en Noord-Afrika, waar armoede, conflicten en repressie een explosieve mix vormen. Wapens die in verkeerde handen vallen, versterken niet alleen onderdrukking, maar ontwrichten hele samenlevingen. De gevolgen daarvan komen uiteindelijk ook aan in Europa, in de vorm van vluchtelingenstromen, humanitaire crises en bijgevolg onrust onder de Europese bevolking. Wie stabiliteit wil, moet dus terughoudend zijn met wapens en royaal met diplomatie en ontwikkelingssamenwerking.

In dat licht zou het NAVO-congres in Den Haag — stad van vrede en recht — meer moeten zijn dan een overleg over defensiebudgetten. Het kan een moreel ijkpunt worden waarop onder Rutte’s voorzitterschap een bredere visie op veiligheid wordt omarmd: één die verder kijkt dan afschrikking, en inzet op het voorkomen van conflicten via verantwoorde wapenexport, respect voor mensenrechten, en de versterking van burgerlijke samenlevingen in kwetsbare regio’s.

Een NAVO-brede gedragscode, geïnspireerd op de EU’s Common Position, zou daar een krachtig begin van kunnen zijn. Geen starre harmonisatie, maar een gedeeld normatief kader dat duidelijk maakt: in een wereld vol wapens blijft de vraag wáár ze naartoe gaan net zo belangrijk als de vraag wie ze bezit.

Van links naar rechts: Caspar Veldkamp, Ruben BRekelmans, Jan van Zanen, Anna van Zoest

Den Haag kan zo het toneel worden van een diplomatieke herijking — waar militaire macht en morele verantwoordelijkheid elkaar niet langer bijten, maar juist versterken.

Auteur: Bert Kerkhof

Plaats een reactie

Site gemaakt door WordPress.com.

Omhoog ↑