Monitoren van regionale programma’s voor kinderen in instellingszorg

De regionale beleidsprofessional heeft voor de uitvoering van zijn werk veldonderzoek nodig, diepgaande kennis en overzichtelijke presentatie van gegevens. Het Unicef programma voor kinderen in instellingen en pleegzorg heeft als doel om kinderen weer met hun families te herenigen. Met het juiste instrumentarium kan het gestelde doel worden gehaald. Het gaat om het ontwerp van effectieve zorghervormingen.

Kinderen die in jeugdzorginstituten leven (bijvoorbeeld weeskinderen, tehuizen) krijgen onpersoonlijke zorg die vaak van slechte kwaliteit is. Zij worden gemakkelijk uitgebuit en lopen het risico op fysieke en emotionele mishandeling. In Nederland is in 2012 door de commissie Samson gerapporteerd over seksueel misbruik van door de overheid uit huis geplaatste kinderen van 1945 tot heden. In 2019 verscheen een rapport van de commissie De Winter over geweld in jeugdzorginstellingen. Behalve seksueel misbruik en geweldspleging zijn er nog meer risico’s:

De aard van instellingszorg, vooral in combinatie met andere nadelige ervaringen uit de kindertijd, kan de gezondheid van kinderen schaden. Hun groei kan onderdrukt of ontregeld zijn en de ontwikkeling (bijvoorbeeld neurologisch, cognitief, op taal- en sociaal gebied) blijft vaak achter. Mogelijke gevolgen op lange termijn omvatten een verminderde intelligentiequotiënt en een verhoogd risico op metabole aandoeningen op volwassen leeftijd, zoals hypertensie en hartaandoeningen (voetnoot1)

Er is brede erkenning van de nadelige effecten van uithuisplaatsing van kinderen. De Verenigde Naties hebben in 2009 richtlijnen gepubliceerd die inspanningen aanmoedigen om de zorg voor kinderen bij de ouders te houden. Aangesloten landen hebben daartoe een verdrag gesloten inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Daarnaast is in Europa in een verdrag vastgelegd onder meer dat ouders voor hun eigen kinderen kunnen zorgen (EVRM). Het doel is een stabiele en veilige plek voor ieder kind binnen zijn of haar familie. De staat is daar verantwoordelijk voor. Dit heeft in veel landen geleid tot inspanningen om verblijf in jeugdzorginstellingen en pleegzorg te verminderen. Dikwijls met succes.

In een aantal landen is het nog niet gelukt de kinderen weer met hun families te herenigen. Om dit te managen hebben de overheden nauwkeurige en betrouwbare gegevens nodig over kinderen die niet bij hun eigen ouders opgroeien. Daarnaast ontbreken nog gegevens over wat de ouders nodig hebben. Dat is essentieel voor elk land om aan hun verplichtingen en doelstellingen met betrekking tot het IVRK te kunnen voldoen.

Het Unicef onderzoek

Een eerste verkennend onderzoek naar de aanwezigheid van gegevens over kinderen die niet bij hun ouders wonen is in 2017 uitgevoerd door Unicef auteurs Nicole Petrowski, Claudia Cappe en Peter Gross (voetnoot2). Daarbij bleek dat veel landen zelfs geen nauwkeurige statistieken hebben over het aantal, de kenmerken en het welzijn van kinderen die het treft.

Volgens de Verenigde Naties is er een dringende behoefte voor landen om eerst te investeren in het doen van grondige, nauwkeurige en bruikbare tellingen van kinderen die het moeten stellen met andere zorg dan die van hun eigen ouders. Niet elk land doet die tellingen en van de landen die het wél doen, is de kwaliteit van de gegevens en de toegang tot de informatie vaak zorgelijk.

Definities

Het Unicef programma omvat alle kinderen die buiten de zorg van hun ouders en vrienden van hun ouders leven. Kinderen die in het eerste levensjaar worden geadopteerd, vallen er buiten. De Verenigde Naties hebben een apart onderzoek en programma voor kinderen die van hun vrijheid zijn beroofd, bijvoorbeeld omdat zij vanwege een conflict met de wet in een penitentiaire inrichting verblijven.

Zowel in grote als kleine woonvormen wordt de zorg uitgevoerd door betaalde krachten en is minder aandacht voor het individuele kind dan ouders kunnen geven (voetnoot3). Daarom maakt Unicef geen onderscheid tussen grote en kleine woonvormen. Over al dan niet meetellen van kinderen in sanatoria voor langdurig verblijf en in kostscholen, wordt in het onderzoeksprotocol weinig duidelijkheid gegeven.

Zorg in pleeggezinnen is over het algemeen van betere kwaliteit dan in instellingen, maar verschijnselen van onthechting worden ook in pleegzorg waargenomen. Kinderen die na het eerste levensjaar in een pleeggezin worden geplaatst, lopen in de praktijk vaak risico van overplaatsing naar weer een ander pleeggezin of naar een instelling. Het onderzoeksprotocol van Unicef telt ook kinderen in pleegzorg mee, indien de pleegzorgers niet tot de vriendenkring van de biologische ouders behoren. Unicef volgt daarin de definitie die gebruikt wordt door onder andere Mads-Bonde Ubbesen (voetnoot4).

Uitkomsten van het Unicef onderzoek

In 2012 ging het wereldwijd om ongeveer 2,7 miljoen kinderen in de leeftijd van 0 tot 17 jaar. Naast dit totaalcijfer presenteren de onderzoekers schattingen voor elk van zes werelddelen waar Unicef actief is, plus voor het werelddeel ‘geïndustrialiseerde landen’ dat wil zeggen de westerse landen. De cijfers zijn uitgesplitst naar instellingszorg en pleegzorg. In een aantal werelddelen kon Unicef onvoldoende gegevens over pleegzorg verzamelen.

De schattingen van Unicef zijn gebaseerd op officiële door de overheid gerapporteerde gegevens. De organisatie wijst op risico’s van vertrouwen op officiële gegevens, vooral in landen waar informatiesystemen zwak zijn. De publicatie bevat geen cijfers op landniveau.

De eerste grafiek laat zien dat de groep van geïndustrialiseerde landen tweede is wat betreft de hoogte van het percentage kinderen in instellingen per 2012, direct achter Oost- en Centraal-Europa. Unicef ​​is actief op zes continenten en in vijf daarvan is het percentage lager dan in de groep van geïndustrialiseerde landen. Dit positieve resultaat voor de ontwikkelingswereld kan het gevolg zijn van jarenlange inspanningen van wetenschappers en Unicef ​​in samenwerking met regeringen in arme landen.

Je zou verwachten dat welvarende landen in hun eentje zouden zorgen dat meer kinderen bij hun eigen ouders kunnen opgroeien, zonder handreiking van een wereldspeler op het gebied van humanitaire hulp. De resultaten van dit Unicef-onderzoek maken duidelijk dat de groep van geïndustrialiseerde landen de doelstelling voor de eigen bevolking niet haalt. Rijke landen zijn een voorbeeld voor opkomende continenten. Hervormingen in westerse landen zijn dringend noodzakelijk.

In het eindrapport erkent Unicef de onderzoeks-uitdagingen die er nog liggen.

Het Liberation centrum / Harvard onderzoek

Uitdagingen werden opgepakt door Chris Desmond van het Centrum voor Liberation studies in Durban (Zuid-Afrika) samen met Kathryn Watt, Anamika Saha, Jualin Hung en Chunli Lu van Harvard school of Public Health / Harvard Medical school in Boston (Verenigde Staten). Voor het onderzoek werd een groot aantal publicaties en andere literatuur doorgespit over kinderen die in institutionele zorg leven in 136 landen tussen 2001 en 2018.

Dit onderzoek telt kinderen in pleegzorg niet mee. Dat is dus wezenlijk anders dan in het Unicef onderzoek. Het betreft niet meer het aantal uithuisgeplaatsten maar gaat over kinderen die in een grote instelling of kleine instelling (zogenaamd ‘familie-gebaseerd’) wonen. De term residentieel verblijf wordt gehanteerd. 

Niet in alle landen bestaan jaarlijkse cijfers, dus dikwijls moest geïnterpoleerd worden. Schattingen zijn gemaakt voor 191 landen met peiljaar 2015. Dit is het jaar waarin de Doelen voor Duurzame Ontwikkeling zijn aangenomen. Publicatie was in 2019 in het tijdschrift Lancet Child Adolesc Health (voetnoot5).

Het totaal aantal kinderen dat in 2015 in residentiële zorg is, wordt in dit onderzoek geschat op 4,21 miljoen. De publicatie bevat tabellen met aantallen en percentages kinderen die in residentiële zorg leven op wereld-, regionaal- en landelijk niveau. In Europese landen is meer betrouwbaar cijfermateriaal over jeugdzorg voorhanden dan in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Dat maakt een vergelijking tussen Europese landen trefzeker. Ongetwijfeld kunnen regionale en lokale onderzoeker de gegevens nog meer nauwkeurig maken en verder valideren. Presentatie van landencijfers over het uithuisplaatsen van kinderen is nieuw.

Uitkomsten van het Liberation centrum / Harvard onderzoek

Voor vergelijken van de aantallen kinderen in jeugdzorg instellingen per land, is het nodig deze te wegen met het totale aantal kinderen in de leeftijdsgroep van 0 tot en met 17 jaar in de bevolking van 2015. Statistieken over het aantal gevallen van ziekten, misdaad en mortaliteit op een gegeven moment worden vaak weergegeven in per cent mille (pcm). Dit betekent: per 100.000. Deze maat is gebruikt in de laatste kolom van de tabel:




Country

UN registrated
# children <18 year
x1000

Estimated
# children
in institutions
Estimated
mille percent
of children
in institutions
Kosovo (KO)4155.5671341
Ukraine (UA)8.08999.9151265
Czech (CZ)1.86422.9181241
Slovakia (SK)99610.9961117
France (FR)14.144149.8901055
Luxembourg (LU)1136731019
Netherlands (NL)3.44033.251981
Russian Federation (RU)28.269263.300951
Poland (PL)6.79448.778706
Germany (DE)13.30388.352692
Finland (FI)1.0766.680620
Belgium (BE)2.29213.334585
Belarus (BY)1.79810.315582
Cyprus (CY)2401.320560
Monaco (MC)639558
San Marino (SM)531555
Austria (AT)1.4908.124549
Switzerland (CH)1.4808.062545
Andorra (AD)1464519
Estonia (EE)2461.068440
Bosnia Herzegovina (BA)6612.739426
Portugal (PT)1.7897.379414
Azerbaijan (AZ)2.61410.371409
Hungary (HU)1.7096.884399
Croatia (HR)7592.873371
Slovenia (SI)3591.210335
Bulgaria (BG)1.2053.889324
Sweden (SE)1.9765.843296
Malta (MT)76216285
Moldova (MD)7802.214285
Denmark (DK)1.1703.093265
Armenia (AM)6921.705261
Romania (RO)3.7298.027219
Iceland (IS)80162203
Montenegro (ME)141260183
Spain (ES)8.28713.412165
Italy (IT)9.99515.976162
Macedonia North (MK)427n.a.156
Greece (GR)1.8782.852150
Albania (AL)680973142
Georgia (GE)904985118
Serbia (RS)1.7471.43081
Turkey (TR)2.14419.71481
United Kingdom (GB)13.8079.87272
Ireland (IE)1.18838132
Norway (NO)1.12713112
Source: https://doi.org/10.1016/S2352-4642(20)30022-5

De kaart van Europa geeft een beeld van het bestaan van grote verschillen. De rode kleur staat voor het frequent voorkomen van instellingszorg. Je ziet het in Oost-Europa en in midden Europa, het strekt zich uit tot in Nederland en Frankrijk. De kleur geel duidt op minder verblijf in jeugdzorg instellingen. Dat is te zien in Ierland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, Zuid-Europa en in Balkan-landen.

Vergeleken met het eerdere onderzoek van Unicef, tonen de meer recente gegevens dat de situatie in West-Europa veel minder gunstig is dan in de rest van de geïndustrialiseerde landen. Uit de publicatie in Lancet Child Adolesc Health blijkt dat in een aantal landen in West-Europa het percentage kinderen in instellingen ongeveer hetzelfde is als in Oost- en Midden-Europa.

klik op de kaart voor een vergroting

De kaart maakt niet meteen duidelijk wat de verklaring is. Het beeld valt niet direct samen met wat bekend is over Europese culturele, sociale, economische of politieke situaties. Het vergelijken met buurlanden kan voor regionale ouders en hun organisaties aanleiding zijn voor discussie en feedback. Dat zal inzicht kunnen geven over wat precies aan de hand is.

Ook andere gegevens over Europa, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot de covid19 pandemie, laten onverklaarbaar grote verschillen tussen landen zien. Een voorlopige constatering: onvoldoende onderzoek en wisselende effectiviteit van beleid.

Het belang van gegevens op landniveau

De beschikbaarheid van gegevens op landniveau stelt regionale actoren in staat om de beleidsprestaties van het eigen land te vergelijken met andere landen die qua sociale cultuur en economie overeenkomstig zijn. Niet alleen zouden deze actoren de landgegevens kunnen vergelijken, ook zouden zij in staat kunnen zijn meer recente cijfers te vinden bij hun lokale censusbureau (bureau voor de statistiek). In Europese landen beschikken deze meestal over jaarcijfers.

Een groot aantal landen heeft succes met het terugdringen van het aantal uithuisplaatsingen (geel). Andere landen zien nog een reeks van problemen op de weg bij uitvoeringsorganisaties (rood). Soms bestaat weerstand bij instellingen en beheerders om hun werk te laten evalueren. Het is gewenst dat de methodiek van een veranderprogramma deze weerstand adresseert en overwint.

Een verbeterprogramma van hogerhand heb je dikwijls omdat er in sommige landen een chronisch probleem is waarop doorgaans succesvolle standaardoplossingen hebben gefaald. Dit op zich levert een pessimistische prognose op.  Aan de ene kant is er het wetenschappelijk gefundeerde en door de Verenigde Naties geformuleerde doel en het programma van Unicef. Aan de andere kant zijn nog tientallen regeringen die voor de opgave staan van het introduceren van structurele veranderingen die leiden tot het gewenste resultaat.

Decentralisatie van evaluatie en bestuur heeft het voordeel dat er meer sociale eenheden zijn. Die kunnen sociale verbeteringsuitvindingen van elkaar overnemen en kijken of het in eigen land werkt. Een breed scala aan oplossingen kan tegelijkertijd worden onderzocht. Landen kunnen concurreren wat betreft kwaliteit van beleid. Zelfs zonder planning maakt het bestaan ​​van staatsregeringen in Europa vergelijken mogelijk. Dat zou in een meer geïntegreerd systeem niet mogelijk zijn.

Als landen een onafhankelijke keuze van maatregelen mogen maken en als geleende maatregelen zowel als innovatieve worden geëvalueerd, kan elk land veelbelovende maatregelen uit andere landen overnemen. Als de overgenomen maatregel veilig en effectief blijkt, levert dat validatie van de wetenschap op.

Dit mechanisme van vergelijkende evaluatie en controle op de uitkomsten leidt tot het beste wat bestuurlijk pogen kan uitrichten. Wanneer de genomen maatregel en de tijdreeks van het aantal uithuisplaatsingen grafisch wordt weergegeven, is het te begrijpen voor de mensen.

Het principe van bestuurbare maatschappij werkt slechts, indien een gevoel is voor realiteit binnen bestuurlijke elites in Europese landen. Dit kan verbeteren door het ijverig subsidiëren van onderzoek. De basis van de samenleving dient zich voortdurend een oordeel te vormen over de impact van genomen maatregelen. Bereidheid is nodig voor het dienovereenkomstig ter verantwoording roepen van bestuurders. Als dit allemaal op zijn plaats is, zal het aantal uithuisplaatsingen verminderen op een democratische manier.

Hoewel in sommige landen hardnekkige bestuurlijke problemen bestaan, is het algemene beeld niet zo somber als het lijkt. Immers zelfs in landen waar vanwege armoede en klimaat een huishouden met kinderen veel moeilijker is dan in Europa, blijkt het aantal uithuisplaatsingen over het algemeen lager.

Merk op dat de methoden van tijdreeksen per land en het ijverig vergelijken tussen landen van de effectiviteit van maatregelen over het algemeen succes oplevert, wat navolging verdient. Het centraal door de Verenigde Naties en Unicef geïnitieerde veranderprogramma heeft kans van slagen indien waardering is voor de regionale actoren in onderzoek en ontwikkeling.

Conclusie

Het Unicef programma heeft als doel dat kinderen zoveel mogelijk bij hun ouders opgroeien. Gedetailleerde cijfers op landniveau en overzichtelijke presentatie helpen regionale beleidsprofessionals bij de uitvoering van hun werk voor het bereiken van het gestelde doel. Indien op regionaal en lokaal niveau het onderzoek periodiek wordt herhaald, kunnen met behulp van tijdreeksen de verrichte inspanningen van overheden op effectiviteit worden beoordeeld (voetnoot6). De methodiek en de cijfers helpen bij het ontwerpen en realiseren zorghervormingen. Daarbij dienen lokale en regionale overheden in te spelen op de specifieke behoeften van kinderen die nu in jeugdzorg instellingen verblijven.

Auteur Bert Kerkhof is veldsocioloog

Waardeer dit blog

Dit artikel las je gratis. De moeite waard? Laat je waardering zien en draag €1 bij of een veelvoud daarvan. Via Paypal of creditcard.

€ 1,00

Referenties

  1. Van IJzendoorn MH, Bakermans-Kranenburg MJ, Duschinsky R, Fox NA, Goldman PS, Gunnar MR et al.
    Institutionalisation and deinstitutionalisation of children, part1; a systematic and integrative review of evidence regarding effects on development
    Lancet Psychiatry 2020;7(8): 703–720.
    Full text:
    https://research.vu.nl/ws/portalfiles/portal/121753377/Institutionalisation_and_deinstitutionalisation_of_children_1.pdf
  2. Nicole Petrowski, Claudia Cappa, Peter Gross
    Estimating the number of children in formal alternative care; challenges and results
    Child Abuse & Neglect 2017: 388-398.
    Dutch translation:
    https://childinstress.com/2021/11/08/schattingen-van-het-aantal-kinderen-in-formele-alternatieve-zorg/
  3. IJzendoorn M.H., Bakermans-Kranenburg M.
    ‘Tear down your inistitutions’. Empirical and evolutionary perspectives on institutional care in SOS Children Villages
    PsyArXvid 2021
    Full text:
    https://psyarxiv.com/ye7jh/download?format=pdf
  4. Mads-Bonde Ubbesen, Ruth GIlbert, June Thoburn
    Cumulative incidence of entry into out-of-home care; changes over time in Denmark and England
    Child Abuse & Neglext 2015: 63-71
    Full text:
    https://core.ac.uk/download/pdf/29111000.pdf
  5. Chris Desmond, Kathryn Watt, Anamika Saha, Jialin Huang, Chunling Lu
    Prevalence and number of children living in institutional care; global, regional, and country estimates
    Lancet Child Adolesc Health 2020;4: 370-377
    Full text and related content, free of charge:
    https://www.thelancet.com/journals/lanchi/article/PIIS2352-4642(20)30022-5/fulltext
  6. Donald T. Campbell et al
    Experimental and quasi-experimental designs for general causal inference
    Paperback ISBN 9780395615560, Rand McNally, Chicago 2001
    In store:
    https://www.bol.com/nl/nl/p/experimental-and-quasi-experimental-designs-for-generalized-causal-inference/1001004001437917/

Plaats een reactie

Site gemaakt door WordPress.com.

Omhoog ↑